Je bevindt je nu in het tabblad Grafiek en je grafiek is geplot. Je kunt de cursor op de grafiek bewegen met behulp van de richtingtoetsen en de coördinaten van het punt onderin het scherm aflezen.
Om het optiemenu te openen van de grafiek waarop de cursor zich bevindt, druk je op ok.
De waardetabel voor de functie is te vinden in het tabblad Tabel. Er zijn twee manieren om er toegang toe te krijgen.
Eerste optie: vanaf het tabblad Functies.
De waardetabel wordt nu weergegeven.
Tweede optie: vanaf een willekeurig tabblad
De waardetabel wordt nu weergegeven.
Je kunt functies aan de lijst toevoegen.
Er verschijnt een nieuwe functie in de lijst. Je kunt de uitdrukking ervan direct typen met het toetsenbord.
Je kunt ook een functie maken vanuit de Calculatie applicatie. Zie de sectie Variabelen.
Je kunt de uitdrukking van een functie in de lijst wijzigen door deze te markeren en op ok te drukken.
Het veld voor het bewerken van de functie wordt dan onder aan het scherm weergegeven.
Gebruik voor de functiecompositie de naam van een bestaande functie in de functie-uitdrukking. Een voorbeeld van een expressie die je kunt typen is: .
Je kunt het plotbereik van een functie wijzigen.
De uitdrukking van een poolfunctie dient het θ-symbool te bevatten, deze kan getypt worden met de toets x,n,t.
De uitdrukking van een parametrische functie moet worden getypt als een kolomvector van grootte 2. De eerste coëfficiënt is de uitdrukking van x(t)
terwijl de tweede de uitdrukking van y(t)
is.
Een uitgeschakelde functie verschijnt in het grijs in de functielijst. Je kunt de uitdrukking ervan nog steeds bewerken, maar de grafiek en de waardetabel worden niet weergegeven in de tabbladen Grafiek en Tabel.
Doe hetzelfde als je de status van een functie wilt wijzigen van Uit naar Aan.
De uitdrukking van de functie is gewist. Je kunt een nieuwe uitdrukking invoeren.
Je kunt een functie permanent van de lijst verwijderen. De eerste functie in de lijst kan echter niet worden verwijderd.
De functie verdwijnt uit de lijst.
Je kunt een functie ook uit de lijst verwijderen door de naam van de te verwijderen functie te selecteren en op del te drukken.
Je kunt de naam van een functie wijzigen.
Je kunt de cursor verplaatsen met behulp van de richtingtoetsen:
Om de instellingen van het weergave-venster te openen, selecteert je een van de opties onder het tabblad Grafiek en druk je op ok.
Je kunt kiezen uit drie opties: Auto, Orthonormaal, Navigeren en Assen.
Wanneer je in het grafiek-venster bent kun je op de toetsen plus en minus drukken om in/uit te zoomen.
Kies Auto om de automatische instelling van het grafiekvenster te gebruiken. Het venster past zich vervolgens aan de verschillende weergegeven functies aan en probeert de opmerkelijke punten van de verschillende curven weer te geven. Wanneer deze instelling staat ingeschakeld dan wordt het bolletje rechts van de naam geel aangevinkt. De instelling wordt automatisch gedeactiveerd wanneer het venster wordt gewijzigd, hetzij door een andere instelling te gebruiken, hetzij door het verplaatsen van het venster door de cursor over een curve te bewegen.
Voor het uitschakelen van deze instelling moet het gele bolletje uitgezet worden. Bijvoorbeeld wanneer je een nieuwe functie wilt toevoegen in hetzelfde venster. Daarvoor selecteer je Auto en druk je op ok. Het venster blijft dan hetzelfde en past zich niet langer aan bij het toevoegen of verwijderen van een functie.
De instelling Orthonormaal maakt het weergeven van een orthonormaal grafiekvenster mogelijk. Wanneer het venster orthonormaal is, wordt het gele bolletje rechts van de naam geel aangevinkt. U kunt deze optie niet direct uitschakelen, het wordt uitgeschakeld wanneer het venster verandert en de grafiek niet langer orthonormaal is.
Kies Navigeren voor toegang tot de interactieve venterinstelling :
In Assen kun je de waarden van Xmin, Xmax, Ymin en Ymax invoeren die het gewenste weergave-venster bepalen. Bevestig door de knop Bevestig te selecteren en op ok te drukken.
De cursor staat nu op het gewenste punt.
Je kunt ook direct op het toetsenbord de waarde van de abscis van de cursor intypen om deze naar het gewenste punt te brengen.
Je kunt de waarde van het afgeleide getal in een balk onder aan het scherm weergeven.
Doe hetzelfde als je de weergave van het afgeleide getal uit wilt schakelen.
Het menu Bereken maakt het mogelijk om snijpunten, minima, maxima en nulpenten te identificeren, integralen te berekenen en raaklijnen te tekenen met hun vergelijking.
De cursor gaat automatisch naar het gewenste inverse beeld. Om binnen het venster van inverse beeld naar inverse beeld te springen, gebruik je de richtingtoetsen. Houd er rekening mee dat de antecedent zich in het te vinden venster moet bevinden.
De cursor gaat automatisch naar een punt waar de kromme kruist met een andere kromme. Om van snijpunt naar snijpunt te springen binnen het venster, gebruik je de richtingtoetsen.
De cursor gaat automatisch naar een lokaal maximum / minimum van de functie. Om van maximum / minimum naar maximum / minimum binnen het venster te springen, gebruik je de richtingtoetsen.
De cursor gaat automatisch naar een punt waar de functie verdwijnt. Om binnen het venster van nul naar nul te springen, gebruik je de richtingtoetsen.
Je observeert de raaklijn van de curve op een punt. De vergelijking wordt gegeven in de legenda onderaan het scherm. Je kunt de richtingtoetsen gebruiken om andere raaklijnen te tekenen of typ direct de abscis van de raaklijn op het toetsenbord.
Je kunt de waardetabel automatisch invullen met waarden van $ in een interval naar keuze. Er zijn twee manieren om dit te doen.
Eerste optie
De tweede optie
Wanneer je een cel selecteert uit de eerste kolom van de tabel (Kolom x), kun je handmatig een waarde van intypen met behulp van de numerieke toetsen op het toetsenbord. Zodra je je waarde in de cel hebt ingevoerd, bevestig je door op ok te drukken.
Je kunt een rij uit de tabel verwijderen door deze te selecteren en op del te drukken.
Je kunt de kolom van de afgeleide functie in de tabel weergeven.
Om de kolom van de afgeleide functie te verbergen, doe je hetzelfde of selecteer je de naam van de afgeleide functie en druk je op ok om de opties van deze kolom te openen en niet meer weer te geven.